Managementsamenvatting

Managementsamenvatting

2. Managementsamenvatting

Minister Ingrid van Engelshoven heeft de Raad voor Cultuur verzocht om het Nederlandse beleid omtrent de restitutie van cultuurgoederen uit de Tweede Wereldoorlog te evalueren en aanbevelingen te doen tot verbeteringen. Dit verzoek vloeit voort uit een toezegging die haar voorganger in 2016 aan de Tweede Kamer heeft gedaan. De raad heeft een commissie ingesteld om dit advies voor te bereiden. De evaluatiecommissie heeft hiertoe kennisgenomen van beleidsdocumenten, een enquête uitgezet en (wetenschappelijke) publicaties over dit onderwerp bestudeerd. Ook heeft zij met relevante binnen- en buitenlandse organisaties en (direct) betrokkenen gesproken.
De commissie heeft gekeken naar het beleid ten aanzien van de inventarisatie van roofkunst en opsporing van erfgenamen, naar communicatie rond het restitutiebeleid, naar het beoordelingskader en de procedure bij verzoeken. Zij is daarbij steeds uitgegaan van de Washington Principles – het internationaal aanvaarde, moreel-ethische fundament voor het restitutiebeleid.

De evaluatiecommissie concludeert op basis van haar evaluatie:

  • het oorspronkelijke ‘verruimde restitutiebeleid’ zoals de commissie-Ekkart dat aan het begin van deze eeuw heeft aanbevolen dient ook nu nog de basis te zijn voor het beleid.
  • het Nederlandse restitutiebeleid was mede op grond daarvan internationaal toonaangevend, maar deze reputatie heeft de afgelopen jaren door een beperkt aantal afgewezen restitutieverzoeken schade opgelopen.
  • structureel onderzoek naar de herkomst van Naziroofkunst en naar de (erfgenamen van) de oorspronkelijke eigenaren daarvan ligt, in strijd met de Washington Principles, sinds 2007 stil.
  • de belangenafweging, zoals neergelegd in het Instellingsbesluit en de uitwerking ervan in het reglement van de Restitutiecommissie, doet op onderdelen afbreuk aan het na te streven rechtsherstel.
  • het restitutiebeleid is neergelegd in verschillende adviesnota’s en een veelheid aan brieven van opeenvolgende verantwoordelijke bewindslieden en is daarom niet transparant.
  • voor het werk van de Restitutiecommissie bestaat in brede kring waardering, maar er is ook serieuze kritiek.
  • de procedure die leidt tot een advies of een beslissing met betrekking tot al dan niet restitueren, is veelal te formalistisch.
  • gegeven de vaak grote emotionele betrokkenheid van verzoekers bij de behandeling van restitutieverzoeken wordt de bejegening door verzoekers soms als onvoldoende invoelend ervaren.
  • de informatievoorziening over het Nederlandse restitutiebeleid schiet tekort omdat geen van de daarbij betrokken organisaties het tot zijn taak rekent om verzoekers bij de te volgen procedure de weg te wijzen.

Op grond hiervan doet de evaluatiecommissie de volgende aanbevelingen:

  • Hervat het structureel onderzoek naar de herkomst van de NK-collectie, naar de oorspronkelijke eigenaren en hun erfgenamen. Actualiseer de databases en spoor de rechthebbenden zo veel mogelijk op. Zorg ervoor dat de toegankelijkheid van archieven ten behoeve van het herkomstonderzoek zo min mogelijk wordt belemmerd.
  • Neem in het instellingsbesluit van de Restitutiecommissie een eenduidig beoordelingskader op dat, conform de Washington Principles, zo veel mogelijk gericht is op restitutie of het realiseren van alternatieve oplossingen.
  • Verbeter de bejegening van verzoekers en de communicatie over de restitutieprocedures en wijzig de te volgen procedure zodanig dat deze minder formalistisch is en waar nodig ook ruimte schept voor een meer bemiddelende rol van de Restitutiecommissie.
  • Richt een helpdesk in die onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt en die de passieve en actieve informatievoorziening over het restitutiebeleid in binnen- en buitenland voor haar rekening neemt.

De evaluatiecommissie is van oordeel dat er op dit moment geen eindtermijn aan het Nederlandse restitutiebeleid moet worden gesteld.