Herkomstonderzoek en identificatie van erfgenamen

Herkomstonderzoek en identificatie van erfgenamen

4.Herkomstonderzoek en identificatie van erfgenamen

Inleiding

De minister noemt in haar adviesaanvraag als eerste twee pijlers van het restitutiebeleid de inventarisatie van roofkunst en de identificatie van mogelijke erfgenamen van de NK-collectie. Deze twee pijlers sluiten aan bij de eerste zeven principes van de Washington Principles. Die pleiten voor de inventarisatie van naziroofkunst, de beschikbaarheid van archieven ten dienste van het herkomstonderzoek, het openbaar maken van de onderzoeksresultaten en het aanmoedigen van (de erfgenamen van) oorspronkelijke eigenaren om een verzoek tot restitutie in te dienen. Ook de Terezín Declaration wijst op het grote belang van ‘intensified systematic provenance research’.

Uit gesprekken met de Museumvereniging, het Expertisecentrum Restitutie, Rudi Ekkart en het ministerie van OCW blijkt dat op dit moment niet of nauwelijks meer uitvoering wordt gegeven aan deze twee pijlers van het restitutiebeleid. We gaan hier dieper in op de afzonderlijke onderdelen.

Herkomstonderzoek

Sinds de afronding van het onderzoek van Bureau Herkomst Gezocht in 2004 vindt er geen systematisch onderzoek meer plaats naar de herkomst van stukken uit de NK-collectie. Dat is in de ogen van de evaluatiecommissie een onwenselijke situatie. De commissie constateert dat de database van de NK-collectie op een aantal vlakken geactualiseerd moet worden:[15]

  • Van een deel van de collectie is alleen de herkomstgeschiedenis vanaf 1940 onderzocht. Maar voor een compleet overzicht van de door toedoen van de nazi’s onvrijwillig verloren kunstvoorwerpen is het essentieel om de herkomstgeschiedenis vanaf 1933 tot 1945 te onderzoeken.
  • Met name de voorwerpen met individuele herkenningswaarde (voornamelijk schilderijen) verdienen aanvullend onderzoek, waarbij ook achterkantenonderzoek moet worden verricht. Voor stukken zonder individuele herkenningswaarde (zoals de meeste prenten, tegels, tapijten, serviezen en meubilair) leidt herkomstonderzoek meestal niet tot bepaling van het eigenaarschap.
  • In de huidige database van de NK-collectie zijn (nog) niet de onderzoeksrapporten en adviezen van de RC verwerkt. Ook is de database nog niet aangepast aan internationale onderzoeken en databases, archieven en andere bronnen die nu toegankelijk zijn, noch aan recente studies over grote kunstcollecties, zoals die van Adolf Hitler en Hermann Göring.
  • De database met aangifteformulieren dient voltooid en geactualiseerd te worden, omdat de digitalisering en ontsluiting van deze formulieren wegens tijdgebrek niet is afgerond.
  • Tot op heden is er nog geen database van tussen 1945 en 1952 gerestitueerde werken en van tussen 1949 en 1953 geveilde werken.
  • Ten slotte is de zogenaamde ‘Afdeling Binnenland’ van de Stichting Nederlands Kunstbezit nog niet onderzocht. Het betreft hier een collectie van voorwerpen die in Nederland bij (vermoede) collaborateurs in beslag genomen zijn. Maar vooralsnog lijkt het erop dat zich in deze collectie weinig cultuurgoederen bevinden die van vervolgde groepen afkomstig zijn.[16]

Het herkomstonderzoek binnen het project Museale Verwervingen is eind 2018 beëindigd.[17] Musea hebben de verantwoordelijkheid om dit herkomstonderzoek voort te zetten. Maar uit gesprekken met betrokkenen blijkt dat niet alle musea dit onderzoek structureel uitvoeren. De evaluatiecommissie is van oordeel dat ook dit onderzoek waar nodig een nieuwe impuls verdient. Musea dienen gefaciliteerd te worden om dergelijk onderzoek uit te voeren, zeker nu het door de coronacrisis voor musea vaak niet de hoogste prioriteit zal hebben. Daarnaast pleit de commissie voor een centraal aanspreekpunt om medewerkers van musea te begeleiden.

Identificatie van erfgenamen

Sinds het opheffen van Bureau Herkomst Gezocht worden vermoedelijke oorspronkelijke eigenaren en hun erfgenamen niet meer actief aangesproken. De evaluatiecommissie betreurt dit en pleit ervoor dat dit opnieuw een kerntaak wordt binnen het Nederlandse restitutiebeleid. Deze taak sluit aan bij het zevende principe van de Washington Principles: ‘Pre-war owners and their heirs should be encouraged to come forward and make known their claims to art that was confiscated by the Nazis and not subsequently restituted.’

Dergelijk onderzoek naar erfgenamen kan nieuwe resultaten opleveren, omdat er de afgelopen vijftien jaar meer archieven openbaar zijn geworden en de informatie dankzij digitalisering beter beschikbaar is. Op grond van de Washington Principles is het vanzelfsprekend dat de Nederlandse overheid deze taken op zich neemt. Dergelijke inspanningen zullen een impuls geven aan het aantal verzoeken tot restitutie, en leiden tot teruggave van stukken die na de Tweede Wereldoorlog in een collectie terechtgekomen zijn, maar in het bezit horen te zijn van de rechthebbenden.

De evaluatiecommissie adviseert daarnaast de musea die onvrijwillig verloren voorwerpen beheren, te ondersteunen bij de zoektocht naar de oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen. Het herkomstonderzoek uit Museale Verwervingen biedt hiervoor het uitgangspunt. Het is uiterst urgent om deze personen te identificeren en op te sporen: naarmate de jaren vorderen, sterft de generatie uit die een directe band met de verloren objecten of de oorspronkelijke eigenaren heeft gehad. Het belang hiervan wordt ook in de door Nederland onderschreven Terezín Declaration benadrukt.

Toegankelijkheid van archieven

In de Washington Principles en de Terezín Declaration wordt er veel belang aan gehecht dat archieven toegankelijk zijn om optimaal herkomstonderzoek te kunnen doen. Uit gesprekken met het ECR[18] is gebleken dat de onderzoekers van ECR sinds enige jaren minder gemakkelijk en snel toegang krijgen tot archieven. Volgens het ECR heeft de invoering van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) geleid tot veel onduidelijkheid en daardoor onzekerheid. Dit heeft tot gevolg dat archieven en andere instituten zich terughoudender opstellen om gegevens ter beschikking te stellen. De Archiefwet, waarvan een herziening aanstaande is, zou een uitzonderingsbepaling kunnen bevatten, waardoor het herkomstonderzoek in het kader van restitutie niet door de AVG wordt belemmerd.

Conclusies

De evaluatiecommissie constateert dat het structurele onderzoek naar stukken uit de NK-collectie en naar de (erfgenamen van) oorspronkelijke eigenaren sinds 2007 niet meer plaatsvindt. Het onderzoek van Bureau Herkomst Gezocht was destijds nog niet op alle onderdelen afgerond en nieuwe inzichten en praktijken rechtvaardigen dat dit onderzoek weer wordt voortgezet. Ook is het belangrijk dat de vergaarde kennis structureel wordt bijgehouden en geactualiseerd aan de hand van de nieuwste bronnen. Dat alles ligt ook in lijn met de Washington Principles en de Terezín Declaration. Daarom adviseert de evaluatiecommissie dat deze onderzoekstaak weer structureel wordt uitgevoerd, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de genoemde onderdelen en zo mogelijk aan restitutieverzoeken van (hoog)bejaarde personen, voor wie immers rechtsherstel van het allergrootste belang is.

Hiervoor is uitbreiding van menskracht vereist, maar de commissie vindt het noodzakelijk dat deze investeringen in het kader van rechtsherstel worden gedaan. Ook musea die oorspronkelijke eigenaren en hun erfgenamen willen opsporen, zouden hiervoor financieel ondersteund moeten worden.
Het ECR heeft op verzoek van de evaluatiecommissie een globale raming gemaakt van de kosten van hernieuwd onderzoek naar de NK-collectie. De verwachting is dat die kosten gedurende een periode van vier jaar in totaal ongeveer 3 miljoen euro zullen bedragen.[19]

De evaluatiecommissie pleit ervoor dat – conform de Washington Principles en de Terezín Declaration – de toegankelijkheid van archieven ten behoeve van het herkomstonderzoek zo min mogelijk wordt belemmerd. Zij spoort de regering aan om wettelijke beperkingen en beleidsmatige obstakels weg te nemen.